Historie

De eerste van de zes grote molens, die op de begroting ter voltooiing van de Veenpolder voorkomen, is Molen No. 1 bij de Scheenesluis te Nijetrijne, recht voor de Helomavaart. Op 17 april 1855 wordt een opzichter bij de bouw van de molens benoemd. Men vond één opzichter voldoende, omdat de aannemer slechts met één molen begint. Later, in 1921, is nog een Amerikaanse windmotor toegevoegd om de Groote Veenpolder droog te houden.

De traktementen van de molenaars worden op 23 oktober 1855 vastgesteld, de molenaar bij de Scheenesluis verdient f 4,- per week plus vrij wonen in de molen en hij wordt tevens sluiswachter.

De molen is intussen klaar en als eerste molenaar wordt op 26 november 1855 Rommert Koenders Dijkstra benoemd zonder de post van sluiswachter voor f 3,- per week. Op 26 november wordt hij ontslagen en wordt Rommert Bouwes Oosten benoemd.

Op de bestuursvergadering van 22 december 1857 wordt medegedeeld, dat volgens een bericht in de krant molenaars van de Sint Johannisgaaster Veenpolder f 100,- per jaar verdienen plus vrij wonen. De Grote Veenpolder betaalt dus veel te veel. Besloten wordt dan ook de beloning van de molenaars terug te brengen naar f 100,- per jaar plus vrij wonen en een stukje land, ingaande 12 mei 1858. Rommert Bouwes Oosten gaat hiermee niet akkoord en neemt ontslag. Als derde molenaar wordt op 23 februari 1858 Gerben Minnes de Hoop benoemd.

Op 6 december 1862 komt het polderbestuur bijeen, omdat de molenaar is overleden. Zijn zoon, Minne Gerbens de Hoop, vraagt het bestuur om de functie van de vader over te mogen nemen, die hij na het overlijden van zijn vader zolang heeft vervuld. Het bestuur is daarmee accoord en hij wordt dus de vierde molenaar.

Op 28 maart 1864 wordt als vijfde molenaar Foppe Fritskes Hepkema benoemd. Op 14 maart 1896 vraagt Hepkema schriftelijk ontslag aan, per 12 mei van dat jaar. Dit ontslag wordt verleend en per 12 mei 1896 wordt als zesde molenaar benoemd Jacob Koning.

Na 35 jaar trouwe dienst als molenaar draagt Jacob Koning in 1931 zijn taak over aan zijn zoon Albert. Deze Albert is nog 33 jaar molenaar, waarna de molen in 1964 buiten bedrijf komt en wordt verkocht aan een particulier.
Vanaf 1964 sleet de molen zijn dagen als recreatiewoning. Uitwendig verkeerde De Rietvink, na ruim 40 jaar vrijwel zonder onderhoud en beweging, in treurige staat.

Pas in 2008 is voor deze molen een betere toekomst aangebroken: nieuwe eigenaren hadden restauratieplannen en kregen hiervoor steun ter plaatse en ook van provincie en monumenteninstanties.
In december 2008 werden beide roeden gestreken. Het bleek om Potroeden uit 1881 te gaan.

Vanaf het begin van 2009 werd volop aan deze molen gewerkt. Het resulteerde in een maalvaardige molen in 2010. De feestelijke opening vond plaats op 25 juni 2010.

De restauratie werd hier geheel op de ouderwetse manier gedaan, omdat deze molen onbereikbaar is voor groot hijsmaterieel.

Voor een uitgebreid verslag van de totstandkoming van de Grote Veenpolder zie: ontstaan Grote Veenpolder van Weststellingwerf (dds.nl)